bal

{{bal}}{{/term}}

I 〈de〉

1 [sport en spel] 〈klein〉 balle 〈v.〉 ⇒ 〈groter〉ballon 〈m.〉 ⇒ 〈klein, massief〉boule 〈v.〉 ⇒ 〈biljart, ook〉bille 〈v.〉

2 [tot een ronde bol gevormde massa] boule ⇒ 〈klein〉boulette 〈v.〉

3 [gulden] florin 〈m.〉 ⇒ 〈voor frank in Frankrijk〉balle

4 [testikel] couille 〈v.〉

5 [m.b.t. de hand, voet] éminence 〈v.〉

6 [persoon] snob 〈m.+ v.〉

♦voorbeelden:

1   〈figuurlijk〉 de bal misslaan • manquer son coup

     de bal terugkaatsen • renvoyer la balle

     〈figuurlijk〉 elkaar de bal toespelen • se renvoyer l'ascenseur

     〈spreekwoord〉 wie kaatst moet de bal verwachten • qui s'y frotte, s'y pique

¶   mooie bal! • bien joué!

     de ballen van iets begrijpen • ne piger que dalle à qc.

     〈biljart〉 een bal maken • faire un carambolage

     geen bal zin hebben • avoir autant envie (de ça) que d'aller se pendre

     geen bal uitvoeren • ne rien fiche(r)

     geen bal van iets weten • être complètement nul sur un sujet

     de ballen! • à un de ces quatre!

II 〈het〉

1 [danspartij] bal 〈m.; meervoud: bals〉

♦voorbeelden:

1   gekostumeerd, gemaskerd bal • bal masqué

     〈figuurlijk〉 het is (er) weer bal • les voilà de nouveau lancés

     na afloop bal, bal na • la soirée se terminera par un bal

Deens-Russisch woordenboek. 2015.